Bij nader inzien
In het duister van mijn vermoeden
Zie ik de lage monsters kruipen
Met hun vileine scharen
Op zoek naar hun kunstprooi
Holle schedelbeesten
Die het niet kunnen verkroppen
Dat de vrijheid van verbeelding
Stoppelige plantsoenen vult
Met mijn fantasievolle creaties
Deze grauwvingerige belagers van
De vrije kunst vullen hun innerlijke leegte
Met geweld en vernieling
Omdat ze het niet kunnen verdragen
Dat er mensen zijn met een kunstzinnig bestaan
Uiteindelijk zullen de kunstgoden
Oordelen over deze snoodaards
En ze veroordelen tot gebroken ogen!
Bij nader inzien,
Enigszins beschaamd
Kwam ik bij zinnen
Was het misschien
De stormwind
Die mijn tuinbeeld
Heeft mismaakt?
Bij nader inzien
Enigszins verbaasd
Is mijn tuinbeeld
In deze staat
Qua presentatie
Er juist op vooruitgegaan