Gebed om welvaart.

Joop Gilhuis

Psalm 144. Van David. Gebed om welvaart.

Geloofd en geprezen zij de Heer mijn Rots,
U oefent mijn handen voor de strijd met de knots.
Mijn vingers tintelen reeds voor een nieuwe strijd,
schenk mij Uw Zegen, zodat Uw volk wordt bevrijdt.

Mijn Welwillende Goedheid en mijn vesting, U,
U bent mijn Burcht en mijn Bevrijder allebei.
Mijn Schild bij wie ik schuil, altijd bescherming vindt,
die volken onderwerpt, het gaat mij voor de wind.

Heer, wat is de mens dat U zijner gedenkt,
het mensenkind, die U de overwinning schenkt.
De mens is gelijk aan één ademtocht van het leven,
de dagen vliegen heen het lijkt altijd maar weer even.

Heer, buig nu toch Uw Hemelen en daal vlug neder,
raak de bergen, dat ze roken, trillen als een ceder.
Slinger Uw bliksemen tussen hen door en verstrooi,
werp Uw pijlen, zo dat zij worden tot aller prooi.

Strek toch Uwe Hand uit gedenk toch de vaderen,
bevrijd mij, wilt U ook mij zeer snel benaderen.
Trek mij met kracht, uit de macht der vreemdelingen,
zij spreken leugens, het zijn ellendelingen.

Hun rechterhand is een hand vol van nep en leugen,
geef ze in mijn hand, dat ze het lang mogen heugen.
Dan, zal ik o God, een geheel nieuw lied voor U gaan zingen,
dan zal ik psalmzingen voor U en alle Hemellingen.

U, die de koningen de overwinning geeft,
David bevrijdt van het zwaard, zodat hij weer leeft.
Trek mij met Uw kracht, uit de macht der vreemdelingen,
die leugens spreken, zij blijven ellendelingen.

Dat onze zonen zijn als planten, mooi hoog gegroeid,
onze dochters, nu de jeugd, als hoekzuilen omsnoerd.
gebeeldhouwden zijn zo als voor een koningspaleis,
om U God en Heer te loven in het Paradijs.

Dat onze schuren gevuld zijn met zeer vele waren,
Onze kudden met duizend anderen zullen paren.
Dat er nu onder hen geen bres zal zijn of vlucht,
geen geschreeuw op onze pleinen of vals gerucht.

Welzalig het volk waarmee het zo gaat,
welzalig het volk welks God paraat staat !

Bewerkt door Joop Gilhuis.