INLOGGEN
«»

De priesterkoning des HEREN..

Psalm 109. Een Psalm van David.
De priesterkoning des HEREN..

O God, die'k loof, zwijg niet, god-lozen hebben gelogen,
met valse mond hebben zij mij bedrogen, met open ogen.
Met 'n leugentong en woorden van haat omringen zij mij,
zij bestrijden mij zonder oorzaak, dat maakt mij niet blij.

Geef ik hen mijn liefde dan weerstaan zij mij zo lelijk,
maar ik ben hiervoor steeds in gebed tot God, heimelijk.
Zij laden al het kwade op mij, in plaats van 't goede,
en haat als loon voor mijn liefde, ik blijf blij te moede.

Stel 'n god'loze als rechter over hem, hij verstikke,
'n aanklager aan zijn rechterhand, die klachten verdikke.
Voor het gerecht gedaagd, gaat hij als een schuldige heen,
zijn gebed wordt tot zonde, zijn dagen weinig of geen.

Mag 'n ander zijn baan krijgen, zijn kind'ren worden wezen,
zijn vrouw mag snel weduwe zijn, laat haar kind'ren pezen.
Dat ze dwalen en bedelen mogen, 't werk slecht betaald,
d' deurwaarders hebben hen zelfs uit hun puinhopen gehaald.

'n Schuldeiser mag azen op zijn bezit, wan en korven,
vreemden mogen plunderen, al wat hij heeft verworven.
Dat iedereen hem verlate die hem liefde bewees,
dat zijn wezen opgejaagd en leven in angst en vrees.

Laat zij uitgeroeid mogen worden tot vergetelheid,
namen gewist tot 't nageslacht, door hun vermetelheid.
Het onrecht van zijn vaderen blijve vóór de Heer,
dat Hij steeds daaraan zal mogen denken, telkenkere.

Ook de zonde van zijn moeder worde niet uitgewist,
dat deze altijd voor de Heer blijven, steeds verfrist.
Zodat Hij hun gedachtenis van deze aarde blaast,
omdat hij geen liefde wilde geven, dat had geen haast.

d' Arme, versaagde van hart, vervolgde hij ten dode,
de vloek had hij lief, die kome over hém gevloden.
d' Zegen wilde hij niet, dat die ver van hem mag blijven,
hij bekleedde zich met vloek, die als 'n gewaad beklijven.

't Komt als water uit 't binnenste, als olie in 't gebeen,
die zij hem als een kleed, waarin hij zich hult naar het scheen.
Als een gordel die hij bestendig draagt, altijd vol hoon,
voor elk die kwaad van mij spreekt is dit van d' Heer het loon.

Maar U Heer Heer, handel met mij om Uws Naams Wil,
red mij, Rijk is Uw Welwillendheid, zodat ik tril.
'k Ben ellendig en arm, mijn hart is doorwond van binnen,
als'n schaduw die zich verlengt ga'k heen, wat moet'k beginnen.

Als een sprinkhaan wordt ik afgeschud, mijn knieën knikken,
slap ter been van 't vasten, vermagerd, van honger hikken.
Daarom ben ik hun tot smaad geworden, zij schudden 't hoofd,
Help mij, Heer, mijn God, verlos, met wat U heeft beloofd.

En zij erkennen, dat 't Uw Hand is, dat U 't heeft gedaan,
al vloeken z' nog zo hard, U wilt Zegenen, zeer spontaan.
Verheft men zich weer, laten zij snel tot schande worden,
maar Uw knecht mag zich verheugen, omdat U u gordde.

Dat mijne belagers met smaad mogen worden bekleedt,
zich in hun schande hullen als in een versleten kleed.
'k Zal de Heer met luider stem loven en lofzingen,
want Hij staat aan de kant van de arme stervelingen.Om t' verlossen, van wie

hem veroordelen; en smaden,
Halleluja, Grote God, U, d' Vader van Genade.

Bewerkt door Joop Gilhuis.

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht » Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken Over dit gedicht   
Geplaatst op: 19-05-2018

Beoordeel dit gedicht nu

10 9 8 7 6
5 4 3 2 1

Over deze dichter

Joop Gilhuis
Actief sinds: 09-12-2016 Auteursrechten
Op dit gedicht ‘De priesterkoning des HEREN..’ van Joop Gilhuis zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.