Gebed van een vervolgde.

Joop Gilhuis

Psalm 108. Een lied, een Psalm van David.

Gebed van een vervolgde.

Mijn hart is gerust o God, 'k wil zingen, met 'n bekken,
waak op U harp en citer, 'k wil het morgenrood wekken.
Van harte zal'k u loven, o Heer, onder d' volken,
U Psalmzingen onder d' natiën, Uw Geest vertolken.

Want hoger dan de Hemel is Uw Welwillendheid,
tot aan de wolken reikt Uw Grote Trouw, een eeuwigheid.
Verhef U boven d' hemel, o God, Liefde op d' aarde,
Uw Almacht straalt over 't mensenkind, dat U bewaarde.

Uw geliefden zijn daardoor nu, tot de strijd bekrachtigd,
geef d' overwinning door Uw Rechterhand, antwoordt Machtig.
God, heeft gesproken in 't Heiligdom, daarom wil 'k juichen,
ik kan nu Sichem verdelen, sloeg Sukkot in duigen.

Mij behoort nu, Gilead, Efraïm en Manasse,
Efraïm tot schutse voor 't hoofd, Juda mijn staf-tasse'n.
Moab is mijn wastafel en mijn schoen gooi'k op Edom,
over Filistea zal ik juichen en de restanten gooi ik om.

Maar wie zal mij nu naar de versterkte veste brengen,
wie zal mij naar Edom geleiden zonder 'n traan t' plengen.
Bent U 't niet o God die ons had verstoten, verweten,
zult U niet met ons uittrekken met ons leger, te weten?

Bied ons hulp tegen de tegenstanders van Uw landen,
want mensenhulp is ijdel, zonder U zull'n wij stranden.
Maar met de Heer God zullen wij kloeke daden doen,
Hijzelf zal de tegenstanders vertreden, onze schuld voldoen.

Bewerkt door Joop Gilhuis.