INLOGGEN
«»

De les der geschiedenis.

Psalm 78.
Van Asaf, een onderwijzing.

De les der geschiedenis.

Hoor, mijn volk, luister nu naar mijn leer en de woorden van mijn mond,
ik zal in spreuken spreken, oude geheimen van het verbond,
Hetgeen wij gehoord hebben van onze vaders, en nu dus weten,
via al hun verhalen van wat wij wel en niet moeten eten

Dat willen wij ook voor deze kinderen niet verhelen,
en doorgeven aan het volgende geslacht met zo velen.
Wijzen op des Heren roemrijke daden, zijn kracht,
de wonderen die Hij met grootsheid tot stand heeft gebracht.

Hij richtte toen een getuigenis op in Jacob, zijn knecht,
stelde in Israël een wet die eerlijk is en oprecht.
Hij gebood onze vaders die wet aan hun kinderen te leren,
zodat het volgende geslacht niet iets anders zou willen proberen.

De kinderen die uit dat geslacht werden geboren,
hadden dezelfde taak en zo ging er niets verloren.
Ook zij zouden daardoor hun vertrouwen stellen op God,
Zijn werken niet vergeten met een goed leven als slot.

Zodat zij niet worden als de vroede vaderen eer,
een weerbarstig en een weerspannig geslacht zonder meer.
Een geslacht, onstandvastig, slap van hart, geen geest van binnen,
geen trouw tegenover God, de grote schepper der zinnen.

Efraïms zonen weltoegeruste boogschutters en helden,
tijdens de strijd zonder God, keerden zij om, bang voor wat spelden.
Zij onderhielden Gods verbond niet en zijn wet wezen zij af,
vergaten zijn werken en wonderen; vonden het maar een straf.

In bijzijn van onze vaders, deed Hij wonderen op Zoan in Egypt,
Hij bevrijdde hen uit dat land, zeshonderdduizend man welgeteld en stipt.
Vrouw en kinderen niet meegerekend, een heel groot leger dus,
Hij kliefde de zee en voerde hen erdoorheen, een grootse klus.

Zonder vallen of stoten, omringd door het water, een hoge dam,
kwam men aan de andere zijde van de zee op de stranden an.
Hij leidde hen met een wolkkolom, die ging daar bij hen vooraan,
in de nacht werd de wolk verlicht en bleef daar als bewaking staan.

Bij dorst kliefde Hij rotsen in de woestijn zo kwam er drinken,
het water vloeide er rijkelijk, voor al die sterke binken.
Beken vloeiden zomaar uit de rotsen, toen Hij tot ze sprak,
neervallend water werd een rivier, toen Hij de steenrots brak.

Maar wat Hij ook deed, het volk ging steeds in de fout en wist het beter,
in de Bush lagen zij dwars, en deden voor God geen millimeter
Zij verzochten God in hun harten door spijze te vragen,
voor eigen lusten en om daarmee zichzelf te behagen.

Zij spraken tot God:"kunt U een dis aanrichten in de woestijn,
U sloeg wel op een rots voor water , maar eten moet er ook zijn."
Zou Hij brood en vlees kunnen geven aan al deze mensen,
God werd verbolgen en gaf hen vuur in plaats van hun wensen.

Jacob en Israël hadden nu hun handen overspeeld,
zij geloofden niet meer in God en reageerden verveeld.
Na deze boosheid, gebood Hij de wolken daarboven;
"open de Hemeldeuren," manna kwam aangestoven.

Iedereen at het hemel brood, voedsel van Engelen,
Hij zond eten zodat zij zelf niet hoefden hengelen,
Hij deed met de Oostenwind de Zuidenwind ontwaken,
bracht vogels als zand der zee, die zij aten als draken.

Hij schonk aan hen, wat zij begeerden; en toen vielen zij aan,
zij verorberden de vogels rauw, hoe kan het toch bestaan!
Gods Toorn verhief zich heftig over deze tirannen,
Hij velde de welgedane neer, ook jonge mannen.

Ondanks alles zondigden zij steeds verder tegen Hem,
vertrouw niet op zijn wonderen, beweerden zij met klem.
Toen deed Hij hun dagen eindigen in niets, tot damp,
hun jaren verliepen met verschrikkingen in hun kamp.

Als Hij hen doodde, dan vroegen zij wel naar Hem met klem,
dan bekeerden zij zich, vroegen naar Gods Jeruzalem.
Zij gedachten, dat God hun rots was in goede en slechte tijden,
en God de allerhoogste, steeds hun verlosser was, in het lijden.

Maar zij logen en bedrogen Hem weer met tong en mond,
zij waren niet getrouw, hielden zich niet aan zijn verbond.
Maar Hij, de barmhartige, verzoende de ongerechtigheid,
Hij verdierf niet maar wendde opnieuw zijn toorn om in zaligheid.

Hij wekte Zijn volle grimmigheid niet op, maar vergaf,
Hij gedacht dat zij vlees waren, één ademtocht, dan graf.
Hoe vaak waren zij weerspannig tegen Hem in de woestijn,
griefden Hem in de wildernis deden Hem bewust veel pijn?

Zij verzochten God en krenkte de heilige Israëls,
zij gedachten niet aan zijn macht en gedroegen zich rebels.
Vergaten dat Hij hen verloste uit de machten van de hel,
In Egypte zijn wonderen deed en daardoor ontstond een rel.

Hij deed zijn wonderen op het veld van Zoan, water in bloed,
Hij veranderde daar de Nijl, in een bloedrode watervloed.
Uit hun stromen en beken, konden ze geen spat meer drinken,
Hij stuurde steekvliegen, die hen verteerden en verminkten.

Een groot aantal kikkers, die hen verdierven tot spot en hoon,
sprinkhanen en de kaalvreters zijn nu hun verdiende loon.
Hij verdierf hun wijnstok en moerbeivijgenboom door ijs,
ijzel en hagel sloegen het vee dood na veel gekrijs.

Hun kudden werden door de bliksemschichten getroffen,
Hij zond hen zijn brandende toorn, liet alles ontploffen.
Verbolgenheid en angstwekkende gramschap kwamen aan,
een schaar van doodsengelen doodden de oudsten spontaan.

Hij baande een pad voor zijn toorn, behoedde hun zielen niet,
Hij gaf hun leven prijs aan de pest en ander erg verdriet.
Ook sloeg Hij als laatste, alle eerstgeborenen in Egypte,
de eerstelingen in de tenten van Cham, zo ook de geknipte.

Liet Zijn volk als tamme schapen optrekken door woestijn en zee,
liet de vijand omkomen in het water met hun wel en wee.
Hij bracht hen toen naar zijn heilig gebied de grote berg Gods,
de berg Sion die zijn rechterhand had verworven, zijn trots.

Hij verdreef de volken voor hen uit, gaf ze hen als bezit,
liet Israëls stammen hun tenten bewonen als credit.
Maar zij verzochten God toen wederom en waren weerspannig,
tegen de allerhoogste en andere goden aanhangig.

Ook onderhielden zij zijn getuigenissen niet meer,
werden afvallig gelijk hun vaderen, steeds maar weer.
Zij faalden jammerlijk gelijk een bedrieglijke boog,
zij tergden Hem steeds door hun afgodsbeelden hemelhoog.

God hoorde het en werd kwaad; Hij versmaadde zijn Israël,
Hij gaf zijn woning van Silo prijs, het volk niet meer in tel.
De tent die Hij onder deze mensen had opgeslagen,
was leeg, zijn kracht werd opgesloten, Hij sloeg het volk met plagen.

Zijn sierraad gaf Hij in de macht van de tegenstander,
Hij gaf zijn volk prijs aan het zwaard, bracht het naar een ander.
Woedend op zijn erfdeel ontstak Hij vuur, dat verteerde hen,
maagden werden niet bezongen, de priesters vermoord als clan.

Zijn weduwen weenden niet, het jongelingschap vergeten,
God woonde niet meer bij hen en dat hebben zij geweten.
Toen ontwaakte de Heer als uit een diepe slaap, een held,
die zijn roes afschudt, Hij sloeg met kracht, zij waren ontsteld.

Toen sloeg Hij hen op hun achterste, voor een eeuwige smaad,
Efraïms stam en Jozefs tent verkoos Hij niet door het kwaad.
Hij verkoos de stam van Juda, de berg Sions heeft Hij lief,
bouwde zijn heiligdom, de hoogste hoogte die Hij verhief.

Hij bouwde het als de aarde die Hij gegrond heeft voor eeuwig,
Hij verkoos zijn knecht David en zag naar hem, krachtig en stevig.
Hij kwam van de schaapskooien met zeer veel zogende schapen,
Hij deed hem komen om Jacob te weiden zonder wapen.

Zijn volk en Israël, zijn erfenis, was bij David in kundige handen,
hij weidde hen naar de reinheid van zijn oprechte hart tot vredige stranden.

Bewerkt door Joop Gilhuis

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht » Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken Over dit gedicht   
Geplaatst op: 17-05-2018

Beoordeel dit gedicht nu

10 9 8 7 6
5 4 3 2 1

Over deze dichter

Joop Gilhuis
Actief sinds: 09-12-2016 Auteursrechten
Op dit gedicht ‘De les der geschiedenis.’ van Joop Gilhuis zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.