Klaaglied over de verwoeste tempel.

Joop Gilhuis

Psalm 74. Van Asaf, een leerdicht. Klaaglied over de verwoeste tempel.

Waarom o God, verstoot U ons voor altijd en brandt Uw toorn,
tegen de schapen van U, denk aan Uw volk, nu weer in vorm.
Gedenk toch o Heer, Uw gemeente, die U van oudsher heeft gezworen,
U heeft hen gekozen als Uw volk , zij willen U weer toebehoren.

Naar de berg Sion waarop U Heer, Uw woning heeft gebouwd,
richt toch Uw voet naar wat in puin ligt, zeg dat het U berouwt.
Uw tegenstanders brullen in Uw vergaderplaats, Uw huis,
de vijand heeft het heiligdom vernield, het altaar incluis.

Zij hebben hun tekens als vaandels geplant, zwaaien met bijlen,
alsof ze struiken snoeiden, bekrasten het snijwerk met pijlen.
In korte tijd sloegen ze alles stuk met bijl en moker,
staken in brand wat U Heilig was, door een afgodsstoker.

Zij haalden het Huis van Uw naam neer, en dachten gelijk:
‘al de uitwassen van die God, halen wij door het slijk.’
Verbrand elke plaats van die God in dit gehate land van Israël,
laat geen steen meer op de andere staan en het moet branden als de hel.

De tekenen Gods, zien wij niet meer, geen profeet die voor Hem werkt,
ook niemand onder ons weet voor hoelang, wij worden ingeperkt.
Ja, voor hoelang nog zal de tegenstander ons honen, o God?
zal de vijand Uw naam voor altijd versmaden, stellen tot spot?

Waarom houdt U o God, Uw hand, ja Uw rechterhand slap,
trek ze uit Uw boezem, verdelg en vertrap hen tot pap.
God is mijn koning van oudsher, die waar ook verlossing brengt,
tot het midden der aarde is Hij het, die nieuw leven schenkt.

U bent het die de zeeën heeft gekliefd door Uw almacht en kracht,
die alle zeemonsters heeft vernietigd en verbrijzelt met macht.
U bent het die de alle koppen van de Leviathans heeft gesneld,
en aan het woestijn gedierte tot spijs heeft gegeven met groot geweld.

U bent het die bronnen en de beken heeft opengebroken,
U bent het, die een snellopende stroom liet drogen of koken.
Van U is de dag en ook de nacht, U die zon en maan haar banen geeft
U bent het, die al de grenzen der aarde heeft bepaald met al wat leeft.

Zomer, winter, najaar en voorjaar, U Heer God, formeerde hen,
zij zijn er te bestemder tijd, daar is geen omkeer, zeg ik met klem.
Gedenk hieraan; de vijanden honen U, o Heer onze God,
en een verdwaasd volk versmaad Uw Naam, het is helemaal te zot.

Lever de ziel van Uw tortelduif niet aan de wilde dieren,
vergeet toch nooit het leven van de strijders van Uw banieren.
Aanschouw toch Uw verbond, want overal woedt verborgen strijd
op het land zijn veel holen van verwoesting en nergens is nog vlijt.

Laat Heer,Uw verdrukte volk toch niet beschaamd doen wederkeren,
laat de armen weer blij Uw Naam prijzen, en adoniseren.
Sta toch op, o God! voer toch Uw rechtsgeding, gedenk de smaad,
die dwazen U de ganse dag aandoen, midden op de straat.

Vergeet het geschreeuw van Uw tegenstanders niet en hun getier,
dat bestendig tot U omhoog stijgt als een wassende rivier.

Kom toch met haast Heer, Uw volk is in nood!

Bewerkt door Joop Gilhuis.

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht »

Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken

Over dit gedicht  

Geplaatst op: 17-05-2018

Beoordeel dit gedicht nu

Over deze dichter

Joop Gilhuis (Actief sinds: 09-12-2016)

Auteursrechten

Op dit gedicht ‘ Klaaglied over de verwoeste tempel.’ van Joop Gilhuis zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.

Om dit gedicht toe te voegen aan je favorieten dien je ingelogd te zijn. Log dus eerst in op de website. Als je nog geen account hebt, maak dan een account aan op deze website.