INLOGGEN
«»

Gods Zegetocht.

Psalm 68.
Van David,voor de koorleider. Een lied.

Gods Zegetocht.

God staat op, Zijn vijanden worden verstrooid, haters vluchten,
zij vluchten voor Zijn aanwezigheid, terwijl zij diep zuchten.
Gelijk rook door wind verdreven wordt, zo verdrijft U hen met Uw adem,
de anarchisten, zij smelten als was en ruiken naar slechte wasem.

De rechtvaardigen echter zijn blij, zij juichen voor Zijn aangezicht,
geven blij een teken van vreugde, zien lofprijzing niet als een plicht.
Zing tot uw God, psalm zingt Zijn naam, baan nu een brede weg, voor Hem,
Hij, die de aarde doorkruist, Hij is Heer, juich voor Hem met uw stem.

Hij is vader der wezen en rechter van de weduwvrouw,
God in Zijn heilig huis, die belooft haar Zijn eeuwige trouw.
God, die de eenzamen in een huis met gezin doet wonen,
gevangenen uitleidt in voorspoed, en daarmee belonen.

Doch de weerspannige woont in dor land, altijd wind tegen,
wie God tegen spreekt heeft steeds pech, zit vaak om hulp verlegen.
O, God toen U voor Uw volk uit ging, dat liep in de wildernis,
toen beefde de aarde en droop de hemel voor U, zeer gewis.

Zelfs Sinaï boog voor het aangezicht van de God van Israël,
een regen van milde gaven gaf U ons , het kwam door Uw bevel.
U versterkte Uw erfdeel toen het doodmoe was en uitgeput,
het leger van U zette zich daarin ter neer, door U beschut.

U bereidde het voor in Uw Goedheid, voor de vermoeiden, o God,
|ook deed U Uw Machtswoord heel erg hard horen, daar werd niet mee gespot.
De boodschappers van de goede tijding, waren een grote schare,
de koningen van legers vluchtten, bij het horen van hun mare.

Thuisblijvende vrouwen verdeelden de buit, zo zij dit al mochten,
terwijl u nog sliep tussen de stallen, waren wij het die vochten.
De vleugels der duiven werden daarna met zilver beklonken,
en haar slagpennen met een glanzend goud, om er mee te lonken.

Toen kwam de Almachtige die koningen uiteendreef en versloeg,
Hij liet het sneeuwen op de Salmon, wat de wilde dieren verjoeg.
Het gebergte Gods:Gebergte van Basan met zijn vele toppen,
kijken afgunstig naar de berg Gods, kunnen het niet verkroppen.

Het is de Berg Sinaï, die God koos om er te wonen,
waarlijk, Hij zal daar voor eeuwig wonen op gouden tronen.
Gods wagens en paarden zijn daar gezien; het getal was niet te raden,
De Heer is van Sinaï het heiligdom ingegaan, rijk beladen.

U bent opgevaren naar de hoge, gevangenen verlost,
U voerde hen met Zich mee omhoog, zij kregen daar elk een post.
U heeft vele gaven in ontvangst genomen onder al die mensen,
ook eigenwijzen nodigde U om daar te wonen, met hun wensen.

Geprezen zij de Heer; Dag in dag uit, steeds weer draagt Hij ons,
die God is ons Heil, een God van reddingen, Hij geeft steeds respons.
Bij de Heer, onze Heer, is uitkomst tegen de dood, o hoor,
waarlijk, God verplettert het hoofd van Zijn vijanden, aldoor.

Ook de harige schedel van wie volhardt in zijn schuldige daden,
houd toch niet vast aan uw ongerechtigheden het is u geraden.
De Heer heeft gezegd:Uit geheel Basan breng Ik u weder,
weder uit de diepte der zee; die Ik met mijn voet verneder.

Uw voeten zullen baden in het bloed, hondentongen krullen,
zij krijgen hun deel van de vijanden, wat zullen ze smullen.
Men ziet Uw feeststoet, God, de feeststoet van mijn God en Koning,
feestvreugde in Zijn Heiligdom, Zijn Goddelijke woning.

Voorop de zangers, dan snarenspelers, jonkvrouwen met tamboerijn,
het groot koor prijst God, die de springader Israëls is en zal zijn.
Daar is Benjamin, de jongste, hun heerser over allen,
de vorsten, van Juda in drommen, enorme aantallen.

De vorsten van Zebulon en van Naftali, zij staan in het krijt,
Uw God heeft uw sterkte geboden en zeker gelijkwaardigheid.
Toon Uw macht, o God, wat U toch voor ons heeft gedaan, door Uw huis,
vanwege Uw tempel, omwille van Jeruzalem 's gedruis.

Koningen bieden U geschenken, met eerbied en ontzag,
zij hoorden van Uw grootheid en maken daarvan hun gewag.
Bedreig dat gedierte Heer, daar in het riet, die stierenbende,
met de kalveren van de volken, zij zorgen voor ellende.

U, die U werpt op hen, die belust zijn op zilver en het geld,
verstrooi de volken die behagen scheppen in strijd op het veld.
Aanzienlijken naderen uit Egypte het woeste land,
Ethiopië komt haastig tot God met gestrekte hand.

U, koninkrijken van de aarde, zingt onze God uw psalmen, zingt de Heer,
geeft Hem, die door de eeuwenoude hemel der hemelen rijdt, alle eer.
Hij laat Zijn machtige stem weerklinken met veel gedruis, dit is Gods sterkte,
Zijn Majesteit is over Zijn volk, Zijn kracht, die ook de wolken bewerkte.

Geducht bent U, o God, krachtig van uit Uw heiligdom, U Israëls God,
U verleent grote sterkte, volheid van kracht aan Uw volk, dat is nu aan bod.
Geprezen zij God!

Bewerkt door Joop Gilhuis

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht » Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken Over dit gedicht   
Geplaatst op: 16-05-2018

Beoordeel dit gedicht nu

10 9 8 7 6
5 4 3 2 1

Over deze dichter

Joop Gilhuis
Actief sinds: 09-12-2016 Auteursrechten
Op dit gedicht ‘Gods Zegetocht.’ van Joop Gilhuis zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.