Godontkennende mensen en hun verdorvenhe

Joop Gilhuis

Psalm 53. Van David, voor de koorleider op Máchalath.
Een leerdicht van David.
Godontkennende mensen en hun verdorvenheid!

De dwaas zegt in zijn hart: “Er is geen God, wij kunnen het zelf,
we doen afschuwelijk en rauw onrecht in eigen raad van elf.’
Niemand is er die goed doet, God in de Hemel ziet het aan,
of er wel één verstandig is en Hem, onze God, ziet staan.

Allen zijn zij echter afgeweken tezamen ontaard,
er is niemand, die goed doet,niet één, het kwaad is hun standaard.
Hebben zij totaal geen kennis die bedrijvers van onrecht,
die Gods volk eten als aten zij brood, maar dat valt bij Hem slecht.

God roepen zij niet aan, dan overvalt hen terecht grote angst,
vrees als nooit tevoren en nu is ook hun slechte hart het bangst.
God zal nu het gebeente verstrooien van al uw belagers,
Hij doet hen beschaamd staan en Hij vernietigt alle uitdagers.

Och, Heer, geef dat uit Uw Sion, Israëls redding komt dagen!
en U weer een keer brengt in het volk van de enorme plagen.

Dan zal Jacob juichen, Israël zich verheugen met jubeltoon,

Bewerkt door Joop Gilhuis.

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht »

Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken

Over dit gedicht  

Geplaatst op: 15-05-2018

Beoordeel dit gedicht nu

Over deze dichter

Joop Gilhuis (Actief sinds: 09-12-2016)

Auteursrechten

Op dit gedicht ‘Godontkennende mensen en hun verdorvenhe’ van Joop Gilhuis zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.