Gebed voor het verdrukte volk.

Door: Joop Gilhuis

Psalm 44.
Een leerdicht van de Korachieten.

Gebed voor het verdrukte volk.

O God, met onze eigen oren hebben wij het gehoord,
de vaders hebben ons verteld, Israël is wreed verstoord.
In het land waar het veilig toeven was, stonden tirannen op,
zij maakten Gods volk tot slaven; die sliepen meestal in een slop.
God deed heel grote werken, zeer wonderbaarlijk in die dagen,
door natuurrampen kwam Zijn volk vrij, Farao werd verslagen

Door Uw Hand zijn goddeloze volkeren verdreven,
U plantte daar Uw volk, u heeft hen zeer hoog verheven.
Natiën zijn geteisterd en Uw volk werd sterk uitgebreid,
niet met hun zwaard is dat bevochten, het was Uw Heiligheid.
Omdat U in hen een welbehagen had, deed U het werk,
U bracht Uw licht met zeer grote kracht; en vuur kwam uit het zwerk.

U is toch mijn Koning, o God; U gebood de verlossing,
met U, stootten Jacobs kinderen, de vijand het bos in.
In Uw Naam vertreden wij, die tegen U ageren,
het was niet mijn zwaard of boog, dat zal ik niet beweren.
Maar U o Heer, verloste ons van een grote tegenstand,
U maakte hen beschaamd, want U beschermde ons mooie land.

In God roemen en loven wij immer de ganse dag,
zelfs toen U ons had verstoten, strijdend zonder Uw vlag.
Voor onze tegenstanders heeft U ons toen laten wijken,
onze haters hebben geplunderd, het ging over lijken.
U leverde ons uit als slachtvee onder de volken,
daar leefden wij in verstrooiing, immer dreigden wolken.

U heeft Uw volk voor een spotprijs verkocht zonder winsten,
van de koopsom werd U niet rijk, wij werden de minsten.
Wij werden zo tot smaad en hoon gesteld voor onze buren,
tot spot en spreekwoord onder de volken, zonder Uw muren.
U doet de natiën over ons de hoofden schudden,
wij staan hier te schande, wij zijn als verdwaalde kudden.

In schaamte bedekte ik mijn aangezicht om hun taal,
ook lasterden zij en deden een wraakgierig verhaal.
Dat is ons toen overkomen, maar wij vergaten U niet,
wij hielden wel Uw verbond, U, die ons in die tijd verliet.
Ons hart werd niet afvallig, onze voetstap week niet af,
wij kwamen in een oord van jakhalzen terecht, voor straf.

Wij werden overschaduwd met een zeer diepe duisternis,
dankzij onze vaderen werd het één en al droefenis.
Als wij toen de naam van onze God waren vergeten,
en uit de hand van vreemde goden hadden gegeten.
Zou onze God dat niet uitzoeken, Hij die het hart doorziet?
Hij zorgde voor de uitkomst, zegende ons in het verdriet.

Waarlijk, om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood;
en worden wij als slachtschapen gerekend, bedelbrood.
Waak op!.Waarom slaapt U, Heer? Verstoot ons toch niet voor altijd,
ontwaak, waarom houdt U zich afzijdig, meng U toch in de strijd.
Vergeet U onze ellende en verdrukking dan toch nog?
onze ziel is gebogen en onze buik kleeft aan het stof.

Sta op, ons tot hulp; en verlos ons, om Uw welwillendheid wil.
AMEN.

Bewerkt door Joop Gilhuis.

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht »

Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken

Over dit gedicht  

Geplaatst op: 15-05-2018

Beoordeel dit gedicht nu

Over deze dichter

Joop Gilhuis (Actief sinds: 09-12-2016)

Auteursrechten

Op dit gedicht ‘Gebed voor het verdrukte volk.’ van Joop Gilhuis zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.