Geloofsvertrouwen in nood.

Joop Gilhuis

Psalm 40.
Van David. Geloofsvertrouwen in nood !

Vurig verwachtte ik de Heer, toen boog Hij zich tot mij,
Hij hoorde mijn hulproep uit de kuil, en zette mij vrij.
Bevrijdde mij van verderving, Hij trok mij daaruit op,
zette vanuit de modderpoel mijn voeten op dé Rock.

Mijn lopen maakte Hij vast, gaf een nieuw lied in mijn mond,
een lofzang aan onze God, Hij bevrijdde mij terstond.
Mogen velen het zien, Hem eren en gaan vertrouwen,
zalig de man die Hem vertrouwt, niets kan hem benauwen.

Daarom gaat hij niet naar leugenaars en trotse mensen,
hij kent immers God; en kan zich heel wat beter wensen.
Talrijk heeft U gemaakt, Uw wonderen, Uw gedachten,
niets is bij U te vergelijken, U, God der machten.

Voor ons zijn Uw zegeningen teveel om te noemen,
ik wilde ze graag uitspreken, ik kan echter roemen.
Niet in brand en slachtoffers heeft U Heer, Uw behagen,
U sprak tot mijn geest en zei :‘offers wil Ik niet vragen.’

Toen zei ik:‘Zie ik kom;’ in de boekrol is van mij geschreven;
‘ik heb lust Heer, Uw wil te doen, mijn God, Uw wet is mijn leven.’
Ik roep uit de verheugende boodschap van Uw gerechtigheid,
in een grote gemeente breng ik Uw woorden met vurigheid.

Heer U weet het, tong en lippen weerhoud ik niet te spreken,
Uw gerechtigheid verberg ik niet in mijn hart, het zou breken.
Ik wil spreken van Uw Genade in een grote gemeente,,
dat deze boodschap mag doordringen tot diep in het gebeente.

Mijn God, laat Uw Liefdevolle Erbarmen bij mij blijven
Uw Goedheid en Waarheid mogen bestendig mij beklijven.
Rampen omgeven mij, zonder getal, niet meer te overzien,
mijn ongerechtigheden hebben mij achterhaald, zo te zien.

Zij zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd, dat ik weet,
mijn hart is mij ontzonken mijn ader klopt, zodat ik zweet.
Wilt U mij toch redden o, Heer; van die mijn ziel zoeken,
laat hen schaamrood worden, jaag ze in duistere hoeken.

Geef dat zij terugschrikken wie mijn onheil begeren,
die mijn leven zoeken te nemen: ha, ha, te sneren.
Laat Uw kinderen juichen en zich verheugen in dansen,
zingende: ‘de Heer is groot, Hij geeft hen weer gouden kansen.’

Al ben ik naar, beroerd en arm, de Heer die gedenkt mij,
U bent mijn hulp en mijn bevrijder, U zette mij vrij.
O, mijn God, blijf niet weg, vurig verwacht ik mijn Heer,
Hij boog zich tot mij, en nu weet ik wie ik vereer !

Bewerkt door Joop Gilhuis.