God beschermt de gelovigen.

Joop Gilhuis

Psalm 34.
Van David. Toen hij zich bij Abimelek als een waanzinnige gedroeg,
zodat deze hem wegjoeg, en hij heenging.
God beschermt de gelovigen.

Ik zal iedere keer opnieuw de Heer prijzen,
met lofprijs van mijn mond, steeds Hem eer bewijzen.
In Hem, zal mijn ziel zich warmen en beroemen,
zodat de eerbiedigen Uw naam gaan noemen.

Maakt met mij de Heer groot, om Hem hoog te verheffen,
laten wij daarom samen onze handen heffen.
Ik zocht de Heer, Hij laat zich ook vinden en hoort,
Hij redde mij voor de verschrikking in de poort.

Zij aanschouwen Hem en stralen daarbij van vreugde,
schaamrood is er niet, de bevrijding die verheugde.
Deze ellendige riep en de Heer hoorde,
Hij verloste snel, voordat ze mij versmoorden.

De engelen van de Heer legerden zich rondom,
zij beschermen, die Hem vrezen, in Zijn heiligdom.
Proef en zie hoe goed de Heer is voor allen,
die bij Hem schuilen, zullen nimmer vallen.

Vreest de Heer; Zijn heiligen zijn zonder zorgen,
Hij zorgt voor de zijnen, voor de dag van morgen.
Jonge leeuwen lijden ontbering en honger,
maar wie God zoekt heeft aan niets gebrek of kommer!

Komt, kinderen en luister, ik zal u de Heer leren,
en kijk naar deze mannen die het leven begeren!
Veel dagen wensen zij om van het goede te genieten,
zij zijn het die ook het goede doen; en niemand verdrieten!

Bewaar dan uw tong en spreek geen kwaad of leugen,
wijk van het kwaad, doe goed, dat elk het zal heugen.
Zoek steeds de vrede en jaagt die na met al uw kracht,
dan ligt de gebeden wens volkomen in uw macht !

De ogen van de Heer zijn op de oprechten,
Hij hoort hun hulpgeroep, keert hun nood ten besten!
De kwaden keert Hij om, ontregelt hun schreden,
Hij roeit hen uit, horen niet meer tot het heden!

Wanneer zij echter roepen:" help," dan hoort de Heer,
Ook dan helpt Hij hen weer uit hun nood, elke keer.
De Heer is bij de mens, die gebroken is van hart,
en de verslagen geest, verlost Hij van elke smart.

De rampen van de rechtvaardigen zijn vaak veel,
toch redt Hij uit elke nood en geneest geheel.
Elk beentje of botje, niet één wordt er gebroken,
wel bij de heiden die een vreemde god wieroken.

Het onheil treft hen die Gods kinderen haten,
zij zullen boete doen, deze onverlaten.
Zij, die bij Hem schuilen, zullen nimmer boeten,
Hij verlost zijn knechten met een heilig groeten.

Bewerkt door Joop Gilhuis.