INLOGGEN
«»

Danklied van de Koning.

Psalm 18. Van David.

Hij sprak tot de Heer, op de dag dat Hij hem verlost had uit de greep van Saul en al zijn vijanden!

Hij zei:

'Heer, ik heb U lief, U bent mijn Kracht,
U is de Rots die bevrijding bracht.
Mijn God en Steenrots, bij wie ik steeds kan schuilen,
U bent mijn Schild en Burcht, bij U mag ik huilen.
Om wat U deed, tot verlossing en bevrijding,
van de band der doden, U bracht verblijding.'

Stromen van verderf hadden mij overvallen,
banden van het dodenrijk waren als wallen.
De dood lag als een valstrik op al mijn wegen,
en door mijn angsten werd ik tot U gedreven.
Ik riep tot U: 'O God hoor toch naar mijn beden,
help mij vanuit Uw Paleis, hier ver beneden.'

Toen nu mijn geschreeuw in nood, in Zijn Oren weerklonk,
sidderde de aarde en dreunde met groot gebonk.
Rook steeg uit zijn Neus en Hij daverde van Toorn,
wie mijn kind aanvalt wordt bedolven door Mijn Storm.
Verterend vuur, kolen raakten erdoor in brand,
wie is er veilig voor de hitte van Zijn Hand?

Hij opende de Hemel en kwam in donkerheid,
een geweldige ervaring, precies op tijd.
Hij reed daar op een Cherub, Hij zweefde en vloog,
op vleugels van de wind tot aan de Hemelboog.
Zijn omhulsel was zoals de duisternis is,
water en donkere wolken, het was niet mis.

Wolken en de wateren deinsden achteruit,
bij Zijn Glanzend Gezicht maakten zij geen geluid.
De Heer deed donder tegen de hemel klinken,
Het liet de vijanden van David wegzinken.
De Allerhoogste verhief Zijn Krachtige Stem,
Hij schoot vurige pijlen, en verstrooiden hen!

Hij slingerde Zijn Bliksem, en bracht hen grote schrik,
de bedding van het meer werd een opeenhoping slik.
De bodem der wereld kwam bloot door Uw Dreigen,
door enorme krachten kon niemand staande blijven.
Hij reikte mij de hand en trok mij uit het water,
Hij ontrukte mij daar uit het land van mijn hater.

Die waren met allen sterker dan ik, o schrik,
zij liepen in de weg op een slecht ogenblik.
Maar de Heer was mij weer tot steun en sterkte,
Hij redde mij, door Zijn Hand, wat ik bemerkte.
God, de Heer gaf ruimte door Zijn Welgevallen,
door eerlijkheid hield de vijand op te brallen.

Ik hield mijn handen rein en werd niet hopeloos,
al Zijn Wetten, die onderhield ik eindeloos!
Ik handelde steeds in oprechtheid voor mijn God,
soms tot veler vermaak, vaak ook tot grote spot.
U laat zien dat U Rein bent en Onberispelijk,
voor velen onuitstaanbaar, zij worden misselijk.

Tegen de verkeerden toont U Uw tegenstand,
U vernedert hen, steekt ze geestelijk in brand.
Dank voor de bevrijding van Uw volk, in diepe nood,
Uw Lamplicht schijnt weer bestendig, God wat bent U Groot.
Met mijn God spring ik steeds over de hoogste muren,
en ik loop met Hem in, op legers met hun vuren!

Gods weg die is volmaakt Zijn Woorden zijn Zuiver,
Hij is een Schild voor ons, daardoor wijkt de huiver.
Wie is God, behalve de Heer, de 'Rotssteen,' is God,
wie daarom lacht en dat ontkent is werkelijk zot!
Deze God die mij kracht geeft en mijn paden recht,
geeft snelle voeten als hinden, niets gaat er slecht.

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht » Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken Over dit gedicht   
Geplaatst op: 13-05-2018

Beoordeel dit gedicht nu

10 9 8 7 6
5 4 3 2 1

Over deze dichter

Joop Gilhuis
Actief sinds: 09-12-2016 Auteursrechten
Op dit gedicht ‘Danklied van de Koning.’ van Joop Gilhuis zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.






Om dit gedicht toe te voegen aan je favorieten dien je ingelogd te zijn. Log dus eerst in op de website. Als je nog geen account hebt, maak dan een account aan op deze website.