Danklied voor een grote verlossing.

Joop Gilhuis

Psalm 9. Van David,

Ik loof en prijs U Heer, met geheel mijn hart,
ik ging U volgen, toen heelde U mijn smart!
Ik wil Uw Wonderen gaan verhalen,
wil dit dan ook in een lied vertalen!

Majesteit, ik loof U nu voor altijd,
met zang en dans, dat U zo zeer verblijdt!
Mijn vijand struikelt, deinst terug en vlucht,
zij zijn voor Uw Heilige Naam beducht!
U deed mij recht, U, Rechter der Eeuwen,
rechtvaardigen, hoeven niet naar leeuwen!

Anarchistisch volk heeft U verdreven,
en door Uw vloek is hen niets vergeven!
Hun namen en de steden zijn vergaan,
maar Uw Heilige Troon is blijven staan!
U, God, is het, die voor Eeuwig richten zal,
de volken met al die mensen zonder tal!

De Heer is een Kasteel, voor groot en klein,
Krachtig, vol Majesteit, het mag er zijn!
Zing nu vrijuit, blijde Psalmen voor de Heer,
vertel: ‘God maakte u vrij, geeft Hem dus eer!
Hij hoort de roep, van mensen in de nood,
Hij vergeet niets en redt ze van de dood!’

Ellende door mijn haters aangedaan,
is door Zijn Kracht voor altijd weggedaan!
In de poort der stad zal ik verhalen,
hoe Groot U bent, in velerlei talen!
Door Uw Hand, zijn volkeren verzonken,
in eigen kuil werden zij verdronken!

Het net dat voor een ander was gespannen,
dat werd hun strop, zij werden snel gevangen!
Zo liet de Heer zien, wie hier de Schepper is,
dé Grote Rechter van het Heelal, gewis!
Het volk dat deze God vergeet, let wel,
treffen elkaar in dodenrijk en hel!

De Heer laat nu alleen Zijn Volk nog Zegepralen,
de schrik voor Hem, geeft ontzagwekkende verhalen!
Alle volkeren laten met schroom nu wel weten,
dat de God van de Hemel, altijd Heer zal heten.

Bewerkt door Joop Gilhuis