Knotwilg
Ik sta welvoldaan langs de waterkant
Niet wetend waarin ik weldra beland
Het slootwater meurt wel wat, met een laagje olie erop
Ik voel het wel in mijn wortels, die drapperige sop
Toch sta ik er weelderig bij met volgroen puntige bladeren
Mijn verweven takkenstruktuur vormen mijn aderen
Zo ben ik menigmaal schuilplaats voor vrolijke rietzangers
Ik raak opgewonden van deze rietknettetende hotelgangers
Zodra herfst mij overrompelt begin ik te trillen en te ruwen
Ik heb moeite mijn sapstroom bovenwaarts te stuwen
Zo raakt mijn voedselopslagplaats uitgeput
Oververmoeid heb ik mijn groene trots afgeschud
Hoogmoedig steek ik nu mijn takken hemelwaarts
Daar komen ze aangelopen die zaagdragende snoodaards
Zij zetten een uitschuifladder tegen mijn boomromp
Ruwheid waarmee dit gepaard gaat ervaar ik als stomp op stomp
Gejank van hun zagende motoren doet mij beven van angst
Gruwelpijnen als mijn takken afgezaagd worden voor openhaardvangst
Wildspartelend naar beneden gestort,
wordt mijn veelarmige levensfase opgeschort
Ik zie ze voorover gebogen mijn takken versjouwen
Dat zal ze volgend dag met spierpijn berouwen
Mij laten ze in vroegmiddag ontknot achter in het landschap
Volgend jaar ga ik me beschermen tegen hernieuwde kap
Over dit gedicht
Geplaatst op: 12-02-2024
Over deze dichter
Paul Duyvesteyn (Actief sinds: 11-03-2017)
© Op dit gedicht 'Knotwilg ' van Paul Duyvesteyn zijn auteursrechten van toepassing. Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.