Waar zijn de vogels

Zywa

Het is zo stil buiten, nooit meer
zal hij in de loggia staan, nooit meer
zal hij me aankijken, nooit meer

nooit meer raakt hij mij aan

Ik kon niet slapen, keerde terug
bij het eerste licht om hem te wassen
en te balsemen, zijn geest was geweken

hij was niet meer waar hij lag
en ik knielde, omarmde zijn lichaam
en huilde de koude doeken nat

Zijn armen waren sterk als pilaren
met blote handen
kon hij een leeuw aan stukken scheuren

alle vrouwen hielden van hem, ze hadden
geen rust, liepen de straten en pleinen af
altijd kwamen ze langs zijn huis

Woelend droomden ze
van zijn zwarte haren
ze grepen hem vast en lieten niet los

ze wilden in zijn schaduw liggen, zijn hoofd
tussen hun borsten leggen, uit zijn hand
honing eten en hem voorstellen aan hun moeder

maar hij koos mij, heel de nacht
vrijden we in de open lucht
heerlijk geurden de liefdesappelen

De winter en de regen waren voorbij
struiken en bomen kwamen in bloei
en in heel het land zongen vogels

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht »

Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken

Over dit gedicht  

Geplaatst op: 03-04-2021

Beoordeel dit gedicht nu

Over deze dichter

Zywa (Actief sinds: 25-04-2018)

Informatie bij het gedicht

Maria Magdalena (Jeruzalem in het jaar 30) // Marcus 16 --- Richters 14:5, 16:29 --- Hooglied // Bundel 'Uit Heilige Boeken'

Auteursrechten

Op dit gedicht ‘Waar zijn de vogels’ van Zywa zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.