Vuurnacht

Peregrinus Pincemaelge

Wijl ik fluister, in gedachten mij verzonken
Door het ruischen, oorverdovend, spreekt de nacht
Ende striemend om mij droppels, wilde traanen
In den dood, de stilte die mij sluimerende wacht

Wijl ik fluister, onder twijgen die zoo buigen
Ende plassen die gerimpeld om mijn voeten slaan
Zwarte veegen, die gepokt mijn beenen sleepen
En langs de oevers zwiept en golft het druipend graan

Pers ik passen, in grootsch en krachteloos fonteinen
Die bevreesd de stilte weergaloos in mijn gedachten spuiten
En mijn peinzen uit de modder spoelend traagzaam dan nog trok
In de verte strekt zich schimmig licht, nog zwakjes van de ruiten

Door het woud ben ik gezworven, de vuurnacht mij ontstegen
En zoo klapp'rend, wiekend, wapper ik, een vliegske in den vlucht
Om in strengen water, zoo even nog in afscheid mij gelegen
Zacht dan nog te kloppen, de ochtendschemering, fluisterzucht

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht »

Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken

Over dit gedicht  

Geplaatst op: 06-09-2014

Beoordeel dit gedicht nu

Over deze dichter

Peregrinus Pincemaelge (Actief sinds: 01-09-2014)

Auteursrechten

Op dit gedicht ‘Vuurnacht’ van Peregrinus Pincemaelge zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.