Limericks 16

Ron Dietvorst

De hitte

Ze was super heet maar niet voor dit of dat,
de zon brandde intens en ongenadig op haar gat,
de jongeling op het warme en afgelegen stuk strand,
wierp de blote nimf een smaakvolle kushand,
en dacht: wat een geluk dat ik niet ben meegegaan naar het golfslagbad.

De ladyshave

De vrouw stond op voor dag en dauw,
en stond in haar blootje te bibberen in de ochtendkou,
ze had zichzelf net gefatsoeneerd en geëpileerd,
en riep boos naar haar vaste vriend uit Weert:
“deze dikke toef grof haar komt zeker weer van jouw onderbouw ?”

De herberg

De waard van de herberg aan de rand van de uiterwaard,
gaf een stuk oudbakken aardbeientaart aan de oude taart,
maar het bejaarde en bedaagde baronesje,
gaf de herbergier een ferm en stevig lesje,
en diende klacht in, want de taart was niet genoeg gegaard.

Niet hip

De wrat,
van de fat,
zat op zijn bovenlip,
en dat vond de fat niet hip,
hij had hem liever op zijn gat gehad.