VLUCHTEND EN KOMEND VOORVAL

Han Messie

Het sneeuwveld glinstert;
jammer, de schroothoop ernaast
schendt heel zijn aanzien.

Dichterlijk winters;
dankzij dorre riethalmen
oogt sneeuw nóg witter.

Om de boomtoppen
vliegen twee buizerds rondjes;
liefdesroep klinkt schel.

Avondmaalswijn vloeit;
mocht diens beeldspraak krachtig zijn
in elk mensenbrein.

Op de voorjaarsdag
galmt over speenkruidbermen
luid roekengekras.

In de tuin wieden:
plotseling gewekt, vluchten
lieveheersbeestjes.

Ik schuif de bloempot,
beroof tien kleine kevers
van hun slaapplaatsje.