zahnstraat 10
een goed glas wijn
naast blond schuimend bier
de sigaret voor hem
een sigaar voor mij
van zestigers nu
zijn wij jongetjes weer
van zes en zeven
als het angeren van toen
ons ter tafel komt
stromen de verhalen
rijker nog dan alcohol
over de tijd van toen
die even nu weer is
op kolenhok gezeten
happen wij ze
de brokken brood
met reuzel of kaan
lachen wij met moeke
die bakeliet met draaischijf
bij ons bellen moet
want alleen bij notabelen
nog hangt een telefoon
de glazen weer gevuld
kijken wij elkaar
met glimmende ogen
naar een volgend verhaal
weer genieten wij
in korte broek
van onbezorgde jeugd
als aan de zahnstraat
naast een ballentent
voor het ouderlijk huis
de kermis schommelt
die 's avonds ons
niet slapen laat
opnieuw grasduinen
langs het kerkhof
van de heilige bavo
wij uiterwaarden in
met achter ons
een haastige bolderkar
illegaal daarin laden wij
wat waardeloos doorgedraaid
de boeren storten
het derde glas
lest de dorst
maar stilt niet de honger
naar meer van toen
nog een keer
zamelen wij het zilver
dat ons in flessen
de melk en yoghurt dopt
opdat de nonnetjes
van kerk en kleuterschool
in verre oorden
die wij niet kennen nog
hun missie kunnen doen
na het middageten
klauteren nogmaals wij
voor het wekelijks ritje
op schillenboer 's tractor
die van huis ons
tot school meenemen zal
waar wij moeten springen
omdat nooit hij stoppen wil
bij een volgend glas
stoken wij opnieuw
naast in de tabak
het vuur van herinnering
waar in het stro
pa zijn aardbeien kweekte
in moestuin met konijnenhok
struinen wij doorheen de heg
terug naar de ruine
van ooit de dorpsschool
waar tussen netels en cement
wij kevers en salamanders jagen
weeral hervinden wij ons
tussen varkens, koeien en paarden
in kasteelse stallen
rondom welke ijzer heint
waaraan in witte letters
diep rood gedrukt
het roode wald
haar naam in letters schalt
de wijn en het bier
maken geest en tongen los
als wij het jeugdig pad
stil zeker verder gaan
terwijl uit zahn's winkel
wij het zoethout kauwen
dat naast dropjes en kaneel
hij voor centjes verkoopt
staan blozende wangetjes
aan de voet van de molen
die melig ons wit bestuift
de broden daarvan
halen wij op vrijdag
met tienen tegelijk
bij van kol de bakker
tegenover van pippel
de boerderij met cafe
waar lachend de borreltafel
van meester doodkorte
zijn elftal viert
een laatste slok knipoogt
als dronken van geluk
de ochtend ons
tot afscheid dwingt
Gedichten navigatie
« Vorige gedicht | Volgende gedicht »
Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken
Over dit gedicht
Geplaatst op: 29-12-2016
Beoordeel dit gedicht nu
Over deze dichter
Peter Paul Doodkorte (Actief sinds: 21-07-2015)
Informatie bij het gedicht
flarden van herinnering aan mijn jongste jaren (eind jaren vijftig/begin jaren zestig) in Angeren (bij Huissen), Gelderland
Auteursrechten
Op dit gedicht ‘zahnstraat 10’ van Peter Paul Doodkorte zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.