Watersnoodramp

Coby Leeuwenburgh-kloosterman

Hij zit hoog op het dak, in de nok.
Het water klost tegen het huis,
alleen boven zijn ze thuis.
De watermuur klimt omhoog.
Oef, ze houden het niet droog.
Zijn vingers zijn blauw van de kou.
Het kind weent,
dat is niet vreemd.
Vader houd het kind stevig vast,
ze zijn doorweekt.
Helemaal alleen in het polderland,
van God en mens verlaten.
Hij kan met niemand praten.
Af en toe gilt hij in het niets.
Er drijven koeien langs en nog meer vee,
nee, zo gaan ze het niet redden.
De schemering dient zich aan.
Moeder gaat voor het dakraam staan,
in een schim ziet ze een boot, mensen drijven en zijn dood.
Bij het ochtend gloren, wordt een nieuwe dag geboren.
Vader en kind worden gered, en moeder ?
die ligt dood in bed.


Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht »

Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken

Over dit gedicht  

Geplaatst op: 07-02-2018

Beoordeel dit gedicht nu

Over deze dichter

Coby Leeuwenburgh-kloosterman (Actief sinds: 07-03-2017)

Auteursrechten

Op dit gedicht ‘Watersnoodramp’ van Coby Leeuwenburgh-kloosterman zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.