De goot
DE GOOT
Hij wilde leven in de goot
De onderbuik van de samenleving
Waar je de polsslag van de stad
Het beste kunt voelen
De armoedzaaiers
Waar men liever vanaf wil
Maar zonder wie de stad
Geen stad is
De hartslag van de metropool
Gaat voortdurend van :
Klop klop klop
Hij riep :
"Honger is maar relatief
En goed te verdragen
Als je tenminste geen kinderen hebt
Om voor te zorgen
En voldoende bier om te drinken
Want dorstig zijn
Is voor niemand goed"
Hij lag 's nachts in de goot
Hij staarde naar de sterren
De goot was hard en koud
Maar het uitzicht was voortreffelijk
Soms had hij een kamer
Meestal leefde hij op straat
De straten waren van hem
Hij riep dingen als :
"Dood aan het geld
Dat ons tot slaven maakt
Armoede houd je gevangen
Net als rijkdom"
Het lichaam vervalt
De geest is vrij
Hij had niets
En wat hij wel had
Deed hij zo van de hand
Alsof het niets was
De huizen van de armen
Zijn klein en slecht onderhouden
De goot daarentegen
Is ruim en wijds
En heeft plaats voor iedereen
Iedereen is hier welkom
Iedereen die niks meer heeft
Of naar niets meer verlangt
Als hij daar zo ligt
Kijkt men op hem neer
Hij zegt steevast :
"Kom gerust bij me liggen
Dan houden we elkaar gezelschap
En als je dat fijn vindt
Dan noem ik je mijn vriend"
Men haalt echter de neus op
Voor de geur van armoede
De geur van vuile kleren
En ongewassen lijven
Hij roept hen na
"Het is geld dat stinkt
Niet ik
Niet de zwerver op straat"
Op een vroege ochtend
Ergens in februari
Vroor hij dood
Hij verhuisde aldus
Van de aardse tegels
Naar de eeuwige goot
Hij kijkt nu op ons neer
Een flesje bier in elke hand
Hij zegt "proost"
Gedichten navigatie
« Vorige gedicht | Volgende gedicht »
Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken
Over dit gedicht
Geplaatst op: 03-03-2020
Beoordeel dit gedicht nu
Over deze dichter
Vincent Oostrijck (Actief sinds: 20-08-2017)
Auteursrechten
Op dit gedicht ‘De goot ’ van Vincent Oostrijck zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.