Als De Lichten Doven

Als de lichten doven.
De duisternis voor even valt.
Wil ik dan heus wel geloven,
Dat niets vanzelfsprekend wordt uitgestald.

Dagelijks schijnt men te vergeten,
Wat men niet kent, wil men ook niet eten.
Op een morgen komt men tot het besef,
Dat er geen brood meer is met beleg.
Met de kortzichtigheid van de waan,
Zijn de verrassingen ineens onaangenaam.

Ik durf mij niet voor te stellen,
dat er na de nacht geen dag meer is.
Het licht verdrongen is door de duisternis,
Blinden op zoek zijn naar het licht,
Geblinddoekten gevallen zijn op hun gezicht.
Ineens bloeien paddenstoelen te snel,
Dooft het licht eensklaps in een eindspel.

Dagelijks schijnt men niet meer te weten,
Wat men had wil men vergeten.
Op een morgen is men te laat met het besef,
Dat er grenzen zijn aan het menselijke lef.
Met de kortzichtigheid van de waan,
Heeft men een eind gemaakt aan het bestaan.

Als de lichten doven,
De duisternis voor even valt.
Wil ik dan heus wel geloven,
Dat een leven in het licht mij beter bevalt.

Willem Bernardus Tijssen

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht »

Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken

Over dit gedicht  

Geplaatst op: 09-03-2015

Beoordeel dit gedicht nu

Over deze dichter

Willem Bernardus Tijssen (Actief sinds: 02-03-2015)

Auteursrechten

Op dit gedicht ‘Als De Lichten Doven’ van Willem Bernardus Tijssen zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.