INLOGGEN
«»

1. Je sliep allang.

I

Je sliep al lang toen ik voorlas.

Toen ik voorlas uit mijn hart
en ver van daar dat ik sprak,

je sliep al lang allang.
Toen ik mijn ik-krant openvouwde
en voor je op tafel legde,
sliep je allang.

En ver van daar was je toen ik sprak
en je strakke gezicht ernstig mij aanzag.

Je luisterde
en je sliep allang,
toen ik uit mijzelf voorlas.
Hoe ernstig je daarbij
keek naar mij
met je luisterende gezicht
strak naar mij gericht.

En buiten rukte ruw
de wind aan de bomen.

Je sliep van daar ver
tussen bloemen in kassen,
want het was winter
en toen de kachel allang
ingeslapen was hier bij ons,
ben ik opgestaan
en aan de andere kant
van de strakke tafel
heb ik je ernstige gezicht gekust.
Als een dikke kabel
lag je arm rond mijn hals,
als een hevig hevig
zoekgebaar
heeft jouw arm mijn hoofd
in jou, in jou getrokken.

Maar je sliep al zo lang,
toen ik daar binnen riep
en hol de klanken verder klommen,
galmden, stegen, daalden.

Oh werd je toen niet wakker,
werd je toen niet wakker
toen staande jij mij
zo lang zo lang hebt teruggesproken
en staande, nog steeds staande
aan de andere kant van de strakke tafel
je ernstige gezicht met één slechts
teruggebaar.

En ik boog er dieper onder
en dieper en dieper daalde ik terug
tot ik ruggelings de grond geraakt had.

Je haren vielen
in treurende krullen, tortend, talmend,
over mijn wangen en met je ogen
heb je mijn ogen bedekt.
Werd je niet wakker
toen met lange horten
je woorden niet kwamen
dan slechts in één in één
veel herhaald gebaar,
dat oud en steeds nieuwer is.

Je sliep sliep sliep,
och werd je wakker,
je ogen, hoe je ogen mijn ogen bedekten
had ik bemerkt, had jij bemerkt,
en hoe je huilende haren
zo over mijn hoofd hangen konden
en je dunne vingers
zouden zo hevig mijn lippen beroerd hebben
al dan niet meer staande aan
de andere kant van de starre tafel.
Je ernstige gezicht
sprak niet toen ik luisterde
naar wat je zei uit jou
en je hoorde hoe ik voorlas
ver van daar waar je was,
uit mijn krant mijn ik-krant, jouw krant,
die ik openvouwde en voor je
op de tafel legde
en hoeveel je mij
hebt terugverteld
kluisterde je in
het luistergebaar,
ver van daar,
maar jijzelf wist 't niet,
want je sliep.

Je sliep allang
toen ik dat dan voorlas,
en het winternacht was.

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht » Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken Over dit gedicht   
Geplaatst op: 15-12-2018

Beoordeel dit gedicht nu

10 9 8 7 6
5 4 3 2 1

Over deze dichter

Jan Sen
Actief sinds: 01-10-2018Informatie bij het gedicht:

6 januari 1955, (een koude, sombere donderdag) in de nacht na het feest bij Ping.* ( Jeugdvriend uit HBS tijd.) Auteursrechten
Op dit gedicht ‘1. Je sliep allang.’ van Jan Sen zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.






Om dit gedicht toe te voegen aan je favorieten dien je ingelogd te zijn. Log dus eerst in op de website. Als je nog geen account hebt, maak dan een account aan op deze website.