Gedicht.

Jan Sen

Gedicht.

Waar de opengespalkte ogen
't wit dat de pupillen verdringt,
daar waar de ver vertrokken mond,
de hoeken trekken de lippen
ver uiteen, ze zijn reeds
zo dun geworden, en dan het bloed,
het bloed dat vloeit door de aarde,
dat loeit door de aderen.
Een spiegel zuigt de silhouetten van de nacht.
Als een eiland van klevigheid
ligt geïsoleerde hevigheid als een geboeide arm.
't Bloed vliet zoet uit de sneden waar de
boeien snijden in het vlees.
Klamgezweten rug rijst boven de dekens uit
en het schrale licht licht de dichter
bij zijn bezigheid bij.

Zijn schaduw staat (gebogen)
tegen de muur gespijkerd.

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht »

Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken

Over dit gedicht  

Geplaatst op: 12-12-2018

Beoordeel dit gedicht nu

Over deze dichter

Jan Sen (Actief sinds: 01-10-2018)

Informatie bij het gedicht

op de springplank naar volwassenheid ca 1954 – 1958

Auteursrechten

Op dit gedicht ‘Gedicht.’ van Jan Sen zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.