INLOGGEN
«»

Toen - nu- straks.

toen-----nu-----straks

Op het witte plein
waar de bomen stierven
in verzwegen pijn
en er stilte verwierven,
op het winters graf
welks zerken
in het witte taf
van witte perken,
verzonken stonden,
waren een man, een vrouw,
die niet sterven konden,
als voorbije tijd zou
die met ijzige jassen
hun adem omhulden,
met luizame passen
de straatstoep vulden.

En de nacht hing voor de ramen,
maar hoevelen er ook langs kwamen,
ze droegen nog de dag in hen.

Op het witte plein,
waar je woorden zweefden,
je woorden in fijn
verdeelde toestand beefden
in het tijdloos prateloos zijn,
stonden een man, een vrouw,
met de ogen opgericht
naar elkaars gezwollen gezicht.

Je zou haast zeggen
de rijen heggen
sluiten hen af
in twistloos gesprek,
waarvan je het gebrek
of juist de woordenschat
zou willen kennen of dat
je er ook geen interesse voor hebt.

En de nacht
had lang gewacht
de heel-al heelallen
in hun wankele pas te overvallen,
maar de nacht was
zo pas,
vlezig als een tastbare vrouw
(in zijn trouw)
uit de verte gevallen.

En de jongen en het meisje
daalden af in een rivier
welks geluidloze draf
niemand nog bemerkt had.

Het water dat zich geopend had
sloot zich ten andere male,
er bleef geen pad,
noch in welke tale
een kreet, een doodzang
achter hen bewaard.

Zij hadden in liefde aanvaard.

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht » Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken Over dit gedicht   
Geplaatst op: 25-11-2018

Beoordeel dit gedicht nu

10 9 8 7 6
5 4 3 2 1

Over deze dichter

Jan Sen
Actief sinds: 01-10-2018 Auteursrechten
Op dit gedicht ‘Toen - nu- straks.’ van Jan Sen zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.