INLOGGEN
«»

De drachtige nacht

Je lacht in de drachtige nacht,
de dag is voorbij.....

Waarom kijk je in die spiegel?
Vroeg ik.
Dat weet ik niet, antwoordde zij.
Maar, zei ik, ben je dan niet ijdel?
Nee, zei zij, ijdel ben ik niet.
Maar god, zei ik toen, je bent
niet ijdel en toch kijk
je in de spiegel.
Ja, zei ze.
En je weet niet waarom je 't doet?
Nee, zei ze.
't Is gek, zei ik toen, of kijk
je in je eigen ogen?
Nee dat niet, zei ze, ik heb
blauwe ogen ik heb zwarte
wenkbrauwen en ik heb
blond haar. Heb je mijn
hals wel eens gezien? vroeg ze.
Nee, zei ik, maar ik had
'm wel gezien.
Moet je kijken hoe die
lijn zich voortzet in mijn
romp, hij loopt langs
de schouder af, zei ze,
zie je: langs de schouder,
buigt dan in de taille door,
dan krijg je
de heup, dan de
dij, dan, na even de
knie krijg je de kuit
en aan de andere kant
gaat ze weer op: kuit,
dij, heup, taille, schouder,
en loopt dan, zie je
dat? sierlijk welhaast...
Sierlijk, zei ik?
Sierlijk zei ze.
Ik stak een sigaret aan.
We rookten 'm hand in
hand op de rand van het
bed op.
Ik doe het raam open, zei ze.
Ze deed het raam open.
Waarom heb je nu 't raam
open gedaan? vroeg ik.
Omdat 't hier anders stinkt,
zei ze.
Ja maar, zei ik, er komen
vliegen naar binnen.
Ja, zei ze, en erger: muggen.
Nou, zei ik, wat is er erger?
Muggen, zei ze, dus doe ik
't raam weer dicht.
Ze deed 't dicht.
Nee, zei ik, doe 't open.
Goed, zei ze. Toen kwam
ze weer naast me zitten.
We zeiden niets meer. Ze droeg
warmte onder haar peignoir,
dat wist ik. 't Is de warmte
waarin mijn koude handen
zo vaak temperatuur zochten
en altijd vonden, 't is de
warmte die mijn ogen deed
ontdooien. Maar 't is ook
droevige warmte. De warmte
die de wereld tegen straalde,
de koude wereld die 't
zo hard nodig heeft.
Niet overal, zei ze.
Nee, zei ik, niet overal.
Ze had mijn gedachten geraden
maar ik was er niet verbaasd over.
Maar, vroeg ik mezelf af,
waarom had ik net gezegd
droevig? Ik was een
egoïst in die dagen.
Ja, droevig had ik gezegd,
want ik gunde die warmte
niet aan de wereld, dat
is kolen stoken in de open
lucht, dacht ik eens.
Ja dat was het ook en ik
zelf was zo koud.
Ik zal, zei ze, hete
groc voor je halen. Dat
zei ze altijd.
Nee, zei ik, haal niets voor
me, geef me nog een trek.
Ze gaf me de sigaret. Ik
zoog en gooide 'm toen uit
't raam, 't was nog maar
een peuk toen ik 'm
weggooide. Ik sloot het
raam.
Slapen, zei ik.
We gingen slapen. De muggen
zongen een traag lied door
de donkerte.
Goed, zei ik. Nee, niet goed
monotoon.
Ze lachte in haar kussen.
Haar lach brak af. Moeizaam
echode de gebroken lach
tussen de spiralen van het bed.
Hij zou er tot de volgende
ochtend blijven hangen.

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht » Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken Over dit gedicht   
Geplaatst op: 12-10-2018

Beoordeel dit gedicht nu

10 9 8 7 6
5 4 3 2 1

Over deze dichter

Jan Sen
Actief sinds: 01-10-2018 Auteursrechten
Op dit gedicht ‘De drachtige nacht’ van Jan Sen zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.