De dronkaard

DCPC

De Dronkaard

Hij is een dronkaard.
vrouw en kinderen niet waard
zo zegt de buurt
dat zo graag achter de gordijnen gluurt.

Hij is een dronkaard,
Vrouw en kinderen niet waard
Zij vrouw wil dezen woorden niet horen
Slaat diegene links en rechts om de oren
Want,
Die dronkaard is wel haar man
En daar behoefd de buurt niets van.

Hij is een dronkaard,
Vrouw en kinderen niet waard.
Doch, houd ook hij van vrouw en troost
En zijn zij het, waar hij avonden om proost
En waar hij ook steeds henen gaat
Al wordt het nog zo laat

Hij is een dronkaard
Vrouw en kinderen niet waard.
Maar hij en vrouwlief laat de buurt maar kletsen
De buren moeten nu eenmaal gluren en zwetsen
Maar die man die steeds zijn uien weer vindt
Is gelukkig bij vrouw en kind

Hij was een dronkaard
Vrouw en kinderen niet waard
Maar vanwege zijn zorgzame vrouw
Toonde de dronkaard berouw
Maar de buurt komt snel weer tot leven
Want hoe kan een vrouw nu zo’n man vergeven
Hij was een dronkaard, de buurt weet het wel
Maar de man geniet nu, van kinderspel en vrouw.