Onder de Yggdrasil
Onder de Yggdrasil
Stilte, Gij, Stouten, en hoort mij ter Lering aan
Staat en weet te horen, Gij, Groten en de Strijders
Ik breng U brandend, uw af te leggen Lot
Is niet de Wijze, die zich te leren zwijgen weet.
Ik vermaak U beste Buit uit de rusteloze Reis
In pracht te zeggen wat ooit was en pronkte
Geen Goud blonk meer dan de Blik der Goden
Die wachtten op hun Doem en dodend Lijden.
Geen Man zal naar zijn Sterven streven
Maar het Leven lezen als de hoge Asen
Met geen Falen tellen de Daden en de Dagen
Geen Man zal zijn Tijd en Sterven vrezen.
Hier is Heer, de Meester van de Tochten
Hier ziet het ooit gegeven blinde Oog
De Vrager van de Vrucht der Vrouwen
Staat zijn Staf en waait de wijde Mantel
Ik tel zijn Ondergang Alvader’s Feilen
Waterwader, heimelijk drieste Kinderdrager
Opdat daar gij keren kan ter uwer Tijden
Straf en Striemen voor verlopen Leven
Werp weg Balders bijl en brand
Het kille kind, liederlijke waterlast
Vecht U vreeswekkend vrij naar de Wouden
Van weleer, Heer zijn zonder Deren
De wilde Jager boog onder gedwongen Doop
Krachteloos de Kruiper in Nacht en Nevel
Aan Angst werd elkeen geboeid en gebonden
Ontken de Hemel, ontketen de hele Aarde
Wees de Wereld de Berijder, de Alter Adelaar
Meester en Maat, de Donder boven de Alding
Op Ruiter’s Vuist, Rechter hoog gezeten Heer
Wees woudloos Boom die Schaduw schijnt.
Gedichten navigatie
« Vorige gedicht | Volgende gedicht »
Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken
Over dit gedicht
Geplaatst op: 19-04-2014
Beoordeel dit gedicht nu
Over deze dichter
Guido van Geel (Actief sinds: 28-03-2014)
Auteursrechten
Op dit gedicht ‘Onder de Yggdrasil’ van Guido van Geel zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.