INLOGGEN
«»

De kamer van de hoogste nood

 Koning, Keizer, Admiraal enz.

 De Koning

 De troon treitert luid de sarren
 die kruipen in de polen
 om geblokte kronkels te voorzien.
 Tikt de wijzer naast de blikken.

 De kroon prijkt hoog de sterren
 die draaien rond in nachten
 om gebleekte schedels te doorzien.
 Komt de tijding naar het vallen.

 De troost juicht uit de narren
 die bloeden op de mat en
 om geboden grijs niet taalden.
 Valt de pal de eer ontnomen.

 De Keizer

 Hoort, de bazuin zal mij wijzen
 de weg die de echo wees.
 Breng mij de kurassen
 dan zal ik zingend gaan.

 Kijkt, de tafel stijgt van verre
 die aan de einder rees.
 Breng mij de cymbalen
 dan zal ik klinkend slaan.

 Zwijgt, gij vorsten voor mijn prijzen
 de slag die de wonde prees.
 Breng mij de bokalen
 dan zal ik daar drinkend staan.

 De Admiraal

 De zeevorst is in de kooi gekropen
 geen taster waaiert meer in de wind.
 In zijn gieteling slaapt zijn vuren
 uit het getij tot het zal zijn verlopen.

 Een bellenspoor doorboort het zilvervlies
 waarop de brander nadert voor de wind.
 Groots verheft hij zich uit zijn golven
 om te keren laf verterend een verlies

 aan vuurkracht uit alle monden dood.
 Krakend neemt hij de vijand in de flank
 De admiraal voelt de ingewanden komen
 dan vlucht ook hij voor de hoogste nood.

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht » Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken Over dit gedicht   
Geplaatst op: 19-04-2014

Beoordeel dit gedicht nu

10 9 8 7 6
5 4 3 2 1

Over deze dichter

Guido van Geel
Actief sinds: 28-03-2014Informatie bij het gedicht:

Een schaaklied, een drinklied en de verlossing Auteursrechten
Op dit gedicht ‘De kamer van de hoogste nood’ van Guido van Geel zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.